Vertalingen Beschleunigen DE>NL
I beschleunigen
werkw.
1) schneller fahren, fliegen -
versnellen | Der Zug beschleunigte auf 200 km/h. - De trein versnelde tot 200 km/h. |
2) schneller machen, schneller herbeiführen -
bespoedigen , versnellen | Kannst du deinen Arbeitsrhythmus nicht etwas beschleunigen? - Kun je je werktempo niet wat verhogen? |
3) schneller werden -
versnellen | Ihr Herzschlag beschleunigte sich. - Haar hartslag versnelde zich. |
II die Beschleunigung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [bəˈʃlɔynɪgʊŋ] |
| Verbuigingen: | Beschleunigung , Beschleunigungen |
deel van de uitdrukking: versnelling © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| beschleunigen (ww.) | accelereren (ww.) ; bespoedigen (ww.) ; gas geven (ww.) ; in vaart brengen (ww.) ; optrekken van auto (ww.) ; verhaasten (ww.) ; versnellen (ww.) |
| beschleunigen | optrekken ; sneller zwemmen ; versnellen ; vlugger zwemmen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Beschleunigen`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: beeilenDE: Dampf machen hinterDE: Druck machen hinterDE: forcierenDE: vorantreibenUitdrukkingen en gezegdes
DE: beschleunigt
NL: met (meer) spoed
