Vertalingen ausspannen DE>NL
ausspannen
werkw.
1) von Arbeit und Stress ausruhen -
uitrusten, ontspannen am Wochenende ausspannen - in het weekeinde ontspannen |
2) deel van de uitdrukking: jemandem jemanden ausspannen (=jemandem den Partner, Freund wegnehmen) - afpakken
Er hat mir meine Frau ausgespannt. - Hij heeft mijn vrouw afgepakt.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ausspannen | ontspannen ; uitspannen |
Bron: Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `ausspannen`

Voorbeeldzinnen laden....