Vertaal
Naar andere talen: • Auslösen > ENAuslösen > ESAuslösen > FR
Vertalingen Auslösen DE>NL

auslösen

werkw.
Uitspraak:  ausløːzən]

1) hervorrufen, bewirken - in werking stellen/- treden , veroorzaken
Das Erdbeben hat eine Flutwelle ausgelöst. - De aardbeving heeft een vloedgolf veroorzaakt.
Die Nachricht löste großen Jubel aus. - Het nieuws veroorzaakte grote vreugde.

2) in Gang setzen, betätigen - in werking stellen/- treden
durch einen Knopfdruck Feueralarm auslösen - door een druk op de knop het brandalarm in werking stellen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
auslösen (ww.) aandoen (ww.) ; berokkenen (ww.) ; ontketenen (ww.) ; ontlokken (ww.) ; oproepen (ww.) ; veroorzaken (ww.)
Auslösen afsluiting ; beëidigingsprocedure ; losmaken ; teweegbrengen ; verbreking ; vrijgave
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Auslösen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anrichten
DE: anstiften
DE: antun
DE: anzetteln
DE: auskaufen
DE: bereiten
DE: entstehen lassen
DE: erwecken
DE: freikaufen
DE: herbeiführen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Heiterkeit auslösen NL: hilariteit veroorzaken