Ausbruch - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Ausbruch DE>NL

der Ausbruch

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈa usbrʊx]
Verbuigingen:	Ausbruch(e)s , Ausbrüche

1) plötzlicher Beginn - uitbraak , uitbarsting

Von der Ansteckung mit Masern bis zum Ausbruch vergehen 10 bis 14 Tage. - Tussen besmetting en uitbraak van mazelen zitten 10 tot 14 dagen.

2) plötzliches Zeigen intensiver Gefühle - uitbraak , uitbarsting

Wutausbruch - woede-uitbarsting

3) das Ausbrechen - uitbarsting

Pompeii wurde bei einem Ausbruch des Vesuvs verschüttet. - Pompeji werd door de uitbraak van de Vesuvius bedolven.

4) das Ausbrechen - uitbraak

Ihr gelang der Ausbruch aus der Gefangenschaft. - Het lukte haar te ontsnappen uit gevangenschap.

Overige bronnen

der Ausbruch	de ontlading (v) ; de uitval (m) ; uitbreken (znw.) ; de uitbraak ; de uitbarsting (v) ; uitbarsten (znw.) ; plotselinge uitbarsting (znw.) ; de ontvluchting (v) ; de ontsnapping (v) ; de losbarsting (v) ; emotionele uitval (znw.)
Ausbruch	cascadeproces ; uitsparing ; uitbarsting ; putuitbarsting ; klappen ; eruptie

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Ausbruch`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Anfall von Wut
DE: Ausbrechen
DE: Ausfall
DE: Ausladung
DE: entkommen
DE: entwischen
DE: Eruption
DE: Explosion
DE: Flucht
DE: Raptus