das Auge

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈaugə]
Verbuigingen:	Auges , Augen

1) Sinnesorgan, mit dem Menschen oder Tiere sehen ^anatomie - oog

blaue / gute Augen haben - blauwe / goede ogen hebben Er wurde vor ihren Augen überfahren. - Hij werd voor haar ogen overreden.

Auge in Auge (=in direktem, persönlichen Kontakt) - oog in oog jemandem Auge in Auge gegenüberstehen - tegenover iemand oog in oog staan

mit einem blauen Auge davonkommen (=eine schwierige Situation ohne schlimmere Folgen überstehen) - het er gelukkig afbrengen

unter vier Augen (=ohne weitere Zuhörer oder Zeugen) - onder vier ogen

jemanden / etw. im Auge behalten (=beobachten) - in het oog houden

etw. fällt / springt / sticht (jdm) ins Auge (=etw. fällt (jdm) auf) - opvallen, in de gaten lopen

etw. ins Auge fassen (=etw. als Möglichkeit berücksichtigen, planen) - als mogelijkheid zien

etw. geht ins Auge (=etw. hat negative Folgen, funktioniert nicht) - het werkt niet naar behoren Diese Strategie kann leicht ins Auge gehen. - Deze strategie werkt niet naar behoren.

einer Sache ins Auge sehen (=nicht aus dem Bewusstsein verdrängen) - niet uit het bewustzijn verdringen Wir müssen der Gefahr / den Tatsachen ins Auge sehen. - Wij moeten het gevaar / de feiten onder ogen zien.

jemanden / etw. aus den Augen verlieren (=nicht mehr sehen) - uit het oog verliezen

ein Auge auf jemanden / etw. werfen (=sich für jemanden / etw. interessieren) - een oogje op iemand hebben

Augen zu und durch! (=das muss trotz aller unangenehmen Aspekte durchgestanden werden) - verstand op nul en doorgaan

ein Auge / beide Augen zudrücken (=nicht so streng sein, eine Regel nicht genau anwenden) - een oogje toeknijpen

kein Auge zutun (=nicht schlafen können) - geen oog dicht kunnen doen

2) Punkte bei einem Spiel oder auf einem Spielwürfel - oog

fünf Augen würfeln - een vijf gooien Ein As zählt elf Augen. - Een aas telt voor elf punten.

© K Dictionaries Ltd.

das Auge	het gezichtsorgaan ; de kijker (m) ; de oculus (m) ; het oog ; oog orgaan (znw.) ; het oogje
Auge	bloemknop ; knop ; kop ; oog ; strop ; vingerling

Bronnen: Wikipedia; pijnstillerinfocentrum; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Augenbraue
DE: Augenhöhle
DE: Augenlid
DE: Augenwimper
DE: Auglein
DE: Gesichtssinn
DE: Hornhaut
DE: Iris
DE: licht
DE: Lid

DE: magisches Auge NL: afstemoog
DE: mit bloßem Auge NL: met het blote oog
DE: Augen machen NL: verbaasd kijken
DE: etwas ins Auge fassen NL: iets bekijken
DE: etwas sticht in die Augen NL: iets springt in het oog
DE: einem etwas vor Augen halten NL: iemand iets onder het oog brengen
DE: das paßt wie die Faust aufs Auge NL: dat lijkt nergens op