1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufhören (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufhören > EN • aufhören > ES • aufhören > FR
Vertalingen aufhören DE>NL

aufhören

werkw.
Uitspraak:  [ˈaufhøːrən]

1) zu einem Ende kommen - ophouden
Wann hört der Regen endlich auf? - Wanneer houdt het nu eindelijk op met regenen?

2) mit etw. nicht weitermachen - stoppen
aufhören zu arbeiten - stoppen met werken
mit dem Rauchen aufhören - stoppen met werken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufhören (ww.) aankomen (ww.) ; beslissen (ww.) ; eindigen (ww.) ; finishen (ww.) ; halt houden (ww.) ; remmen (ww.) ; stoppen (ww.) ; stopzetten (ww.) ; tegenhouden (ww.) ; werkonderbreken (ww.)
das Aufhörenhet kappen ; het staken ; het uitscheiden
Aufhören onbruik ; ophouden
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `aufhören`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Schluß machen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: da hört doch alles auf! NL: dat is toch al te dol!