Vertalingen Anzug DE>NL
der Anzug
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈanʦuːk] |
Verbuigingen: | Anzug(e)s , Anzüge |
1) formelle, aus Hose und Jacke bestehende Kleidung für Männer -
kostuum In der Arbeit muss er Anzug tragen. - Tijdens het werk een kostuum dragen. |
2) Kleidung, die für eine bestimmte Tätigkeit vorgesehen ist -
kledingstuk voor een bepaalde toepassing Jogginganzug - een joggingpak Skianzug - een skipak Taucheranzug - een duikerspak |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Anzug | de aantocht (m) ; het duikpak ; in aantocht (znw.) ; het kostuum ; het maatpak ; de nadering (v) ; de pak (m) ; de tenue ; uniform (znw.) |
Anzug | aantrekking ; het duikerpak ; helling |
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Anzug`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AnmarschDE: ArmeeuniformDE: CutDE: CutawayDE: DreiteilerDE: EinreiherDE: FrackDE: GesellschaftsanzugDE: HerrenanzugDE: KleidUitdrukkingen en gezegdes
DE: im
Anzug sein
NL: in aantocht zijn