Vertaal
Naar andere talen: • anwesend > ENanwesend > ESanwesend > FR
Vertalingen anwesend DE>NL

I anwesend

bijv.naamw.
Uitspraak:  anveːzənt]

zu einer bestimmten Zeit an einem bestimmten Ort - aanwezig
Ich war in der Stunde, als das besprochen wurde, nicht anwesend. - Ik was niet aanwezig op dat tijdstip toen dat werd behandeld.


II Anwesende

zelfst.naamw. (masculine-feminine)
Uitspraak:  anveːzəndə]
Verbuigingen:  Anwesenden , Anwesenden

deel van de uitdrukking: aanwezige
die Anwesenden begrüßen - de aanwezige begroeten


III die Anwesenheit

zelfst.naamw.
Uitspraak:  anveːzənhait]
Verbuigingen:  Anwesenheit

deel van de uitdrukking: aanwezigheid
Das Gebäude wurde in Anwesenheit der Ministerin eröffnet. - Het gebouw werd in aanwezigheid van de minister geopend.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
anwesend aanwezig ; present! ; tegenwoordig ; present
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `anwesend`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: zugegen