Vertalingen anstecken DE>NL
I anstecken
werkw.
1) eine Krankheit übertragen medisch -
aansteken , besmetten Er hat mich (mit seiner Grippe) angesteckt. - Hij heeft mij (met de griep) aangestoken. |
2) auf jemanden übertragen (werden) -
aansteken , besmetten Ich wurde von seiner Begeisterung angesteckt. - Ik werd aangestoken door zijn enthousiamse. |
3) mit einer Nadel o. Ä. befestigen -
opspelden jemandem / sich eine Brosche anstecken - iemand / zich een broche opspelden. |
4) anzünden -
aansteken Er steckte sich eine Zigarette nach der anderen an. - Hij steekt de ene naar de andere sigaret aan. |
5) deel van de uitdrukking: sich (mit etw.) anstecken (=eine übertragbare Krankheit bekommen) - besmetten
sich mit Masern anstecken - zich met mazelen besmetten
|
II ansteckend
bijv.naamw.
1) auf andere übertragbar medisch -
besmettelijk 2) sich auf andere übertragend -
aanstekelijk Ihre Freude war ansteckend. - Haar plezier werkte aanstekelijk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
anstecken (ww.) | opspelden (ww.) ; zengen (ww.) ; vuurmaken (ww.) ; verzengen (ww.) ; verschroeien (ww.) ; verpesten (ww.) ; vergiftigen (ww.) ; vastspelden (ww.) ; vastprikken (ww.) ; vastpinnen (ww.) ; spelden (ww.) ; sigaret opsteken (ww.) ; pinnen (ww.) ; opsteken (ww.) ; infecteren (ww.) ; in de fik steken (ww.) ; doen ontvlammen (ww.) ; branden (ww.) ; blakeren (ww.) ; besmetten (ww.) ; aanstrijken (ww.) ; aansteken (ww.) |
das Anstecken | het aanspelden |
anstecken | besmetten ; opzetten ; een tros vastzetten ; bevuilen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `anstecken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anheftenDE: anmachenDE: aufrollenDE: brennenDE: einbrennenDE: FestheftenDE: feststeckenDE: Feuer machenDE: feuernDE: flammen