Vertalingen Zittern DE>NL
zittern
werkw.
1) schnelle, minimale Muskelbewegungen machen -
trillen , beven , sidderen Das Kind zitterte vor Angst / Kälte. - Het kind trilde van angst / kou. Ihm zitterten die Hände. - Zijn handen trilden. |
2) erschüttert werden -
beven Bei dem Erdbeben zitterten die Wände. - De muren beefden bij de aardbeving. |
3) Angst vor etw. haben -
bibberen Sie zittert vor dem Vorstellungsgespräch. - Zij bibberde voor het sollicitatiegesprek. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zittern (ww.) | zinderen (ww.) ; vibreren (ww.) ; trillen (ww.) ; sidderen (ww.) ; koulijden (ww.) ; kleumen (ww.) ; klappertanden (ww.) ; beven (ww.) |
das Zittern | de tremor (m) ; de trilling (v) ; het rillen ; het bibberen ; de bibberatie (v) |
Zittern | beven ; vibratie ; trilling ; tremor ; slingering ; rillingen ; de beving (v) |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `Zittern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: bebenDE: bibbernDE: erschauernDE: flimmernDE: frierenDE: fröstelnDE: holpernDE: schaudernDE: schlotternDE: schnattern