Vertalingen winseln DE>NL
winseln
werkw.
1) hohe, leise Klagelaute ausstoßen -
janken Der Hund winselte vor der Tür. - De hond jankte voor de deur. |
2) flehen, jammern -
janken um Gnade winseln - om genade smeken |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
winseln (ww.) | emmeren (ww.) ; etteren (ww.) ; griepen (ww.) ; jammeren (ww.) ; jeremiëren (ww.) ; kermen (ww.) ; klieren (ww.) ; kreunen (ww.) ; steunen (ww.) ; weeklagen (ww.) ; zeiken (ww.) |
winseln | janken |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `winseln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: eiternDE: faselnDE: flehenDE: flennenDE: greinenDE: heulenDE: jammernDE: jaulenDE: klagenDE: klonen