Vertaal
Naar andere talen: • voll > ENvoll > ESvoll > FR
Vertalingen voll DE>NL

I voll

bijv.naamw.
Uitspraak:  [fɔl]

1) ganz mit etw. gefüllt - vol
Das Glas ist fast voll. - Het glas is bijna vol.
Meine Schuhe sind voll (mit) Sand. - Mijn schoenen zitten vol (met) zand.

2) mit vielen Personen darin - vol
Im Lokal war es so voll, dass wir keinen freien Tisch fanden. - In het café was het zo vol dat wij geen vrije tafel vonden.
Der Zug war voll mit / von Schulkindern. - De trein zat vol met schoolkinderen.

3) mit etw. bedeckt - vol
Der Fußboden war voll Schmutz. - De vloer zat vol met viezigheid.
Im April ist die Wiese voll Löwenzahn. - In april is de wei vol met paardenbloemen.

4) ohne, dass etw. fehlt - vol
Wir haben noch volle zwei Tage Zeit. - Wij hebben nog volle twee dagen de tijd.
Ich hätte gern das volle Programm! - Ik zou graag het volledige programma hebben!

5) ohne Einschränkung - compleet
Die Party wurde ein voller Erfolg. - Het feest werd een compleet feest.
Das ist mein voller Ernst! - Dat meen ik in volle ernst!

6) nicht reduziert - volledig
Müssen auch Kinder den vollen Preis bezahlen? - Moeten kinderen ook de volle mep betalen?

7) ganz erfüllt von einem Gefühl - vol
Voll Wut schleuderte er die Tasche in die Ecke. - Vol van woede smeet hij de tas in de hoek.
Sie war voll der Bewunderung über seine Fähigkeiten. - Zij was een en al bewondering over zijn capaciteiten.

8) mit rundlichen Formen - vol

9) dicht gewachsen - vol

10) angenehm intensiv - vol

11) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemanden nicht für voll nehmen


II voll

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: vol
Der Güterwagen war voll beladen mit Kohle. - De goederwagon zat vol met kolen.
ein voll besetztes Taxi - een volle taxi.

2) deel van de uitdrukking: volledig
für einen Schaden voll verantwortlich sein - volledig verantwoordelijk zijn voor de schade
Ich kann dich voll und ganz verstehen. - Ik begrijp je volledig.
uitdrukking voll da sein

3) die normale Arbeitszeit von etwa 40 Stunden pro Woche - fulltime
voll berufstätig sein - fulltime werkzaam zijn
Schon bald nach der Geburt des Kindes arbeitete sie wieder voll. - Kort na de geboorte van haar kind werkte ze weer fulltime.

4) sehr, wirklich - volledig
Der Typ ist voll verrückt! - Dat figuur is echt gek!
Das ist doch voll der Hammer! - Dat is toch de druppel!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
voll (ww.) beladen (ww.)
voll opeengepakt ; zat ; volgestopt ; volgegeten ; vol ; verzadigd ; tipsy ; teut ; straalbezopen ; stomdronken ; smoordronken ; opgevuld ; opgepropt ; op elkaar gepakt ; meer dan genoeg ; laveloos ; ladderzat ; gevuld ; beschonken ; beneveld ; aangeschoten ; compleet ; zacht en vol ; vol ; plein ; dik
Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `voll`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: angeheitert
DE: angetrunken
DE: befriedigt
DE: benebelt
DE: berauscht
DE: beschwipst
DE: besoffen
DE: betrunken
DE: blau
DE: brechend voll

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Nase voll haben NL: er genoeg van hebben
DE: voll und ganz NL: geheel en al
DE: bei voller Besinnung NL: volledig bij bewustzijn