Vertalingen Tisch DE>NL
der Tisch
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [tɪʃ] |
Verbuigingen: | Tisch(e)s , Tische |
Platte mit vier Beinen, an der man isst, arbeitet usw. -
tafel den Tisch decken / abräumen - de tafel dekken / afruimen Ich sitze nicht gern den ganzen Tag am Schreibtisch. - Ik zit niet graag de hele dag aan het bureau. |
bei Tisch (=während des Essens) - onder het eten
|
reinen Tisch machen (=einen Streit o. Ä. beenden, indem man offen darüber redet) - schoon schip maken
|
etw. unter den Tisch fallen lassen (=etw. übergehen, nicht berücksichtigen) - vergeet het maar
|
etw. ist vom Tisch (=etw. ist erledigt) - iets is afgehandeld
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Tisch | de eettafel ; de tafel (m) |
Tisch | freestafel ; opspantafel ; tafel |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Tisch`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: EßtischDE: TafelUitdrukkingen en gezegdes
DE: bei
Tisch
NL: aan tafelDE: vor
Tisch
NL: voor het etenDE: nach
Tisch
NL: na het etenDE: einen zu
Tisch laden
NL: iemand ten eten vragenDE: reinen
Tisch machen
NL: schoon schip maken