Vertaal
Naar andere talen: • tapfer > ENtapfer > EStapfer > FR
Vertalingen tapfer DE>NL

I tapfer

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈtapfɐ]

1) mutig, ohne Furcht - dapper
ein tapferer Krieger - een dappere krijger

2) Schmerzen oder Leid ohne Jammern ertragend - dapper
Unser Peter war sehr tapfer, als der Arzt seine Wunde nähte. - Onze Peter was heel dapper toen de arts zijn wond dichtnaaide.


II tapfer

bijwoord

deel van de uitdrukking: dapper
Sie kämpften tapfer bis zum Sieg. - Zij streden dapper tot de overwinning.
Jetzt musst du tapfer die Zähne zusammenbeißen. - Nu moet je dapper zijn en je tanden op elkaar zetten.


III die Tapferkeit

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈtapfɐkait]
Verbuigingen:  Tapferkeit

deel van de uitdrukking: dapperheid
Für seine Tapferkeit wurde er mit einem Orden ausgezeichnet. - Er werd aan hem een orde uitgereikt voor zijn dapperheid.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tapfer manhaftig ; vermetel ; stoutmoedig ; stout ; onvervaard ; onverschrokken ; onbevreesd ; onbeducht ; moedig ; manmoedig ; behoorlijk ; kranig ; koen ; kloek ; heroïsch ; heldhaftig ; duchtig ; dapper ; danig
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tapfer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufrecht
DE: beherzt
DE: brav
DE: entschieden
DE: entschlossen
DE: furchtlos
DE: gewagt
DE: heldenhaft
DE: heroisch
DE: herzhaft