Schuppen - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Schuppen DE>NL

der Schuppen

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃʊpən]
Verbuigingen:	Schuppens , Schuppen

1) kleines Häuschen, in dem man Werkzeug usw. aufbewahrt - schuurtje

Fahrradschuppen - schuurtje voor de fietsen
Geräteschuppen - gereedschapsschuur

2) einfaches Gebäude, in dem etw. gelagert, abgestellt wird - schuurtje

Lagerschuppen - voorraadschuur
Lokschuppen - treinloods

3) Lokal, in dem Musik gespielt wird - kroeg

Wir waren gestern in einem komischen Schuppen. - Wij waren gisteren in een grappige kroeg.
Tanzschuppen - danslokaal

Overige bronnen

Schuppen (f-p)	roos ; pellekes ; hoofdroos
der Schuppen	de garages ; wagenschuren (znw.) ; het schuurtje ; de schuur ; de opbergruimte (v) ; de krotwoning (v) ; de krot ; het kot ; het hutje ; de hokken ; het hokje ; de box (m) ; de bergruimte (v) ; de bergingen ; de berging (v) ; de berghokken ; het berghok ; autostallingen (znw.) ; de autogarages
Schuppen	barak ; schuurtje ; schilfers ; loods ; havenloods ; hal

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Bouwtermen; cibg.be

Voorbeeldzinnen met `Schuppen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Abstellkammer
DE: Abstellraum
DE: Abteil
DE: Armenviertel
DE: Autoschuppen
DE: Baracke
DE: Box
DE: Bruchbude
DE: Bude
DE: Dose

Uitdrukkingen en gezegdes

DE: sich schuppen NL: afschilferen