Vertalingen Schneidigkeit DE>NL
die Schneidigkeit | de scherpheid (v) ; de kranigheid (v) ; de lef (m) ; de moed (m) ; momentum (znw.) ; onversaagdheid (znw.) ; de puf ; puntig zijn (znw.) ; de puntigheid (v) ; de kracht ; de scherpte (v) ; de scherpzinnigheid (v) ; de schranderheid (v) ; de snedigheid (v) ; de spitsheid (v) ; de spitsvondigheid (v) ; de vinnigheid (v) ; de werklust (m) ; de fermheid (v) ; adremheid (znw.) ; bijdehandheid (znw.) ; de bitsheid (v) ; de daadkracht ; de dapperheid (v) ; de durf (m) ; de energie (v) ; de esprit (m) ; de aandrift ; de fut ; de gevatheid (v) ; de gewaagdheid (v) ; in vorm zijn (znw.) ; kattigheid (znw.) ; de koenheid (v) ; de kordaatheid (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Schneidigkeit`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ArbeitskraftDE: BissigkeitDE: CourageDE: EnergieDE: GeriebenheitDE: GerissenheitDE: GeschliffenheitDE: GewandtheitDE: GewieftheitDE: Gewiegtheit