Vertalingen Gewandtheit DE>NL
die Gewandtheit | de scherpte (v) ; de vlugheid (v) ; de vlotheid (v) ; de vaart ; de truc (m) ; de toer (m) ; het tempo ; de spitsvondigheid (v) ; de spitsheid (v) ; de snelheid (v) ; de snedigheid (v) ; sluwe streek (znw.) ; de slimheid (v) ; de schranderheid (v) ; de schielijkheid (v) ; de scherpzinnigheid (v) ; adremheid (znw.) ; de scherpheid (v) ; rapiditeit (znw.) ; rapheid (znw.) ; de puntigheid (v) ; puntig zijn (znw.) ; de list ; kwiekheid (znw.) ; de kunst (v) ; de kneep ; de handigheid (v) ; de gezwindheid (v) ; de gewiekstheid (v) ; de gevatheid (v) ; de geslepenheid (v) ; bijdehandheid (znw.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Gewandtheit`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: DreistigkeitDE: fachmännisches KönnenDE: FertigkeitDE: FlinkheitDE: FähigkeitDE: GelehrtheitDE: GeriebenheitDE: GerissenheitDE: GeschickDE: Geschicklichkeit