satt

bijv.naamw.

Uitspraak:

[zat]

1) nach dem Essen kein Bedürfnis nach Nahrung habend - verzadigd

Von so einem bisschen wird man doch nicht satt! - Van zo'n klein beetje is men toch niet verzadigd! Was macht satt, aber nicht dick? - Wat vult goed maar word je niet dik?

2) kräftig - verzadigd

das satte Grün des Bergwaldes - het verzadigde groen van een bos op de berg

3) mit saftigem, frischem Gras - verzadigd
4) sehr hoch - verzadigd
© K Dictionaries Ltd.

satt	beu ; meer dan genoeg ; opgezet dier ; verzadigd ; vol ; volgegeten ; zat ; voldaan

Bron: interglot




DE: aufgedunsen
DE: ausgestopft
DE: ausgestopft Tier
DE: befriedigt
DE: geschwollen
DE: gesättigt
DE: Leid
DE: mehr als genug
DE: voll
DE: wulstig

DE: es satt haben NL: 't beu zijn, er meer dan genoeg van hebben
DE: sattes Blau NL: diep blauw
DE: sich satt essen NL: genoeg eten
DE: sich nicht satt sehen können NL: er niet genoeg van kunnen krijgen om te kijken