Vertalingen streiten DE>NL
streiten (ww.) | kampen (ww.) ; wedijveren (ww.) ; twisten (ww.) ; strijd voeren (ww.) ; ruziën (ww.) ; ruzie hebben (ww.) ; redetwisten (ww.) ; matten (ww.) ; krakelen (ww.) ; knokken (ww.) ; kijven (ww.) ; kiften (ww.) ; kibbelen (ww.) ; in de clinch liggen (ww.) ; harrewarren (ww.) ; duelleren (ww.) ; disputeren (ww.) ; bevechten (ww.) ; bestrijden (ww.) ; bekampen (ww.) ; bakkeleien (ww.) ; argumenteren (ww.) |
das Streiten | het vechten ; het strijden ; het ruzie maken |
streiten | ruziemaken |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `streiten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: argumentierenDE: balgenDE: bestreitenDE: debattierenDE: fechtenDE: keifenDE: scheltenDE: schimpfenDE: schlagenDE: sich duellierenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
streiten
NL: ruzie maken, kibbelen