Vertalingen Schlag DE>NL
der Schlag
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʃlaːk] |
Verbuigingen: | Schlag(e)s , Schläge |
1) eine heftige Berührung mit der Hand, Faust oder einem Stock -
slag jemandem einen Schlag in den Bauch versetzen - iemand een slag in de buik toedienen Ich bekam einen Schlag auf den Kopf. - Ik kreeg een slag op mijn hoofd. |
auf einen Schlag (=gleichzeitig) - tegelijkertijd
Erst kam niemand und dann gleich zehn auf einen Schlag. - Eerst kwam er niemand en toen tien tegelijkertijd.
|
Schlag auf Schlag (=schnell hintereinander) - keer op keer
|
2) mehrere Schläge als Strafe -
slaan jemandem Schläge androhen - iemand bedreigen met een pak slaag |
3) Aktion mit einem Schläger in einem Spiel sport -
slag mit drei Schlägen einlochen - in drie slagen in de hole |
4) Aktion, die sich gegen jemanden / etw. richtet / Vorgang, der jemandem schadet -
aanval Der Polizei gelang ein entscheidender Schlag gegen den Terrorismus. - De politie deelde een beslissende slag uit tegen het terrorisme. Die Trennung war ein schwerer Schlag für ihn. - De scheiding was een zware slag voor hem. Schicksalsschlag - slag van het noodlot |
ein Schlag ins Gesicht (=eine schwere Kränkung) - een slag in het gezicht
|
ein Schlag unter die Gürtellinie (=unfaires Verhalten) - een stoot onder de gordel
|
ein Schlag ins Wasser (=ein Misserfolg) - een slag in de lucht
|
5) Geräusch oder Erschütterung von einem Schlag, Stoß, Aufprall o. Ä. -
klap Es gab einen dumpfen Schlag, als sie von der Leiter fiel. - Er klonk een doffe klap toen zij van de ladder viel. Donnerschlag - donderslag Trommelschläge - trommelslagen |
6) regelmäßige Stöße -
slag 7) einer von meist mehreren Tönen, mit denen eine Kirchturmuhr usw. die Uhrzeit bekannt gibt -
slag beim ersten Glockenschlag - bij de eerste klokslag |
Schlag ein Uhr / eins / ... (=genau um ein Uhr / eins / ...) - klokslag een / ...
|
8) elektrische Entladung, die jemanden / etw. trifft -
blikseminslag einen Schlag bekommen - een bliksemslag oplopen |
9) plötzliche Störung der Blutversorgung des Gehirns, die zu Lähmungen usw. führt medisch -
beroerte jemanden trifft der Schlag (=jemand ist äußerst überrascht, erschrocken oder entsetzt) - iemand krijgt een beroerte
|
wie vom Schlag getroffen (=völlig fassungslos) - als door de bliksem getroffen
|
10) Wesensart -
slag ein Ehrenmann vom alten Schlag - een man van eer uit de oude slag Die beiden sind vom gleichen Schlag. - Die twee zijn van dezelfde slag. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Schlag | het ras ; de klop (m) ; de knal (m) ; de lel ; de mep (v) ; de muilpeer ; olifantspijp (znw.) ; de opdonder (m) ; de opduvel (m) ; de oplawaai (m) ; de peut (m) ; de pof (m) ; de por (m) ; de portier (m) ; de klets (v) ; de schok ; de slag (m) ; de smak ; de soort ; soulpijp (znw.) ; de stoot (m) ; het stootje ; de tik (m) ; toegebrachte klap (znw.) ; de uithaal (m) ; de vuistslag (m) ; wijde broekspijp (znw.) ; de zet (m) ; de klap (m) ; de bliksem (m) ; de bliksemflits (m) ; de bliksemschicht (m) ; de bliksemslag (m) ; de bons (m) ; de botsing (m) ; de conciërge ; de dreun (m) ; de duiventil ; de duw (m) ; het duwtje ; de flits (m) ; de hengst (m) ; jens (znw.) ; het duivenhok |
Schlag | blok ; botsing ; hakken ; kavel ; onrondheid ; perceel ; persslag ; ras ; slag ; stoot ; vellen ; aframmeling |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `Schlag`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AnprallDE: ArtDE: BackpfeifeDE: BauerDE: BlitzDE: BumsDE: FaustschlagDE: HandschlagDE: HausmeisterDE: HauswartUitdrukkingen en gezegdes
DE: mit einem
Schlag
NL: plotseling, ineensDE: Schlag vier
NL: klokslag 4 uurDE: ein
Schlag ins Wasser
NL: een slag in de luchtDE: ein Diplomat alten
Schlages
NL: een staatsman van de oude stempel