die Ruhe

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈruːə]
Verbuigingen:	Ruhe

1) Zustand, in dem wenig zu hören ist - rust

Der Lehrer bat die Klasse um Ruhe. - De docent vroeg de klas om stilte. Ruhestörung - rustverstoring

2) Zustand, in dem sich jemand / etw. nicht bewegt - rust

Das Rad drehte sich noch eine Weile und kam dann zur Ruhe. - Het wiel draaide nog een tijdje door en kwam dan tot stilstand.

sich zur Ruhe setzen (=im Alter aufhören zu arbeiten) - met pensioen gaan

3) Zustand ohne Konflikte, Ärger usw. - vrede

jemanden in Ruhe lassen - iemand met rust laten für Ruhe und Ordnung sorgen - voor rust en orde zorgen Der Gedanke ließ mir keine Ruhe. - De gedachte liet mij niet met rust. Herr, schenke ihm die ewige Ruhe! - Heer, schenk hem de eeuwige rust!

Ruhe geben (=jemanden nicht stören, ärgern) - met rust laten

4) Zustand, in dem man sich nicht aufregt, gelassen bleibt - rust

Immer mit der Ruhe! - Rustig aan maar! Ruhe bewahren - rust bewaren sich nicht aus der Ruhe bringen lassen - zich niet van zijn stuk laten brengen Er trank erst in aller Ruhe sein Bier aus, bevor er antwortete. - Hij dronk eerst zijn bier leeg voordat hij antwoordt gaf.

die Ruhe selbst sein (=völlig gelassen sein) - de rust zelve zijn

© K Dictionaries Ltd.

die Ruhe	de bedaardheid (v) ; het geduld ; gemak (znw.) ; kalmheid (znw.) ; de kalmte (v) ; nachtrust ; de rust (v) ; de stilheid (v) ; de stilte (v) ; de stiltes ; de vredigheid (v)
Ruhe	slaap

Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org




DE: Bedächtigkeit
DE: Entspannung
DE: Erhabenheit
DE: Frieden
DE: Friedlichkeit
DE: Gelassenheit
DE: Gemütsruhe
DE: Geräuschlosigkeit
DE: Kalme
DE: Schlaf

DE: der Ruhe pflegen NL: rust nemen
DE: immer mit der Ruhe! NL: kalm aan!, rustig aan!
DE: einen in Ruhe lassen NL: iemand met rust laten
DE: Ruhe geben NL: zich koest houden, stil zijn
DE: sich nicht aus der Ruhe bringen lassen NL: zijn kalmte niet verliezen
DE: angenehme Ruhe! NL: wel te rusten!