1. MWB
  2. Vertalen
  3. reinigen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • reinigen > EN • reinigen > ES • reinigen > FR
Vertalingen reinigen DE>NL

I reinigen

werkw.
Uitspraak:  [ˈrainɪgən]

1) sauber machen, Schmutz entfernen - reinigen
die Fliesen mit einem feuchten Tuch reinigen - de tegels met een vochtige doek schoonmaken
eine Wunde mit Alkohol reinigen - een wond met alcohol ontsmetten
die Luft mit Filtern reinigen - de lucht met filters reinigen

2) Wäsche mithilfe chemischer Mittel ohne Wasser sauber machen - reinigen
einen Anzug zum Reinigen geben - een kostuum voor stomen afgeven


II die Reinigung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈrainɪgʊŋ]
Verbuigingen:  Reinigung , Reinigungen

1) deel van de uitdrukking: schoonmaak
eine gründliche Reinigung der Wohnung - een grondige schoonmaak van het huis
Abgasreinigung - schoonmaken van het uitlaatgas
Straßenreinigung - straat schoonmaken

2) Geschäft, in dem Wäsche chemisch gereinigt wird - stomerij
die Anzüge in die Reinigung bringen - de kostuums naar de stomerij brengen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
reinigen (ww.) zuiveren (ww.) ; schoonpoetsen (ww.) ; schoonmaken (ww.) ; reinigen (ww.) ; louteren (ww.) ; kuisen (ww.) ; klaren (ww.) ; in zedelijk opzicht zuiveren (ww.)
das Reinigen wassen (znw.) ; de zuivering (v) ; de wassing (v) ; de schoonmaak (m) ; de reiniging (v) ; de opruiming (v) ; kuising (znw.)
reinigen reinigen ; zuivering ; zuiveren ; schoonmaken ; ruimen ; reinigen van een boorgat
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `reinigen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abtreiben
DE: abwischen
DE: aufpolieren
DE: aufwaschen
DE: bohnern
DE: die Wäsche waschen
DE: klären
DE: läutern
DE: polieren
DE: putzen