Vertalingen naschen DE>NL
naschen
werkw.
1) etwas essen, das man besonders gern mag -
snoepen Ich nasche sehr gern. - Ik snoep heel graag. |
2) deel van de uitdrukking: von etw. naschen (=(heimlich) eine Kleinigkeit von etw. essen) - iets snoepen
Wer hat vom Kuchen genascht? - Wie heeft er van de taart gesnoept?
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
naschen (ww.) | afsnoepen (ww.) ; snoepen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `naschen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ableckenDE: lecken