die Nase

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈnaːzə]
Verbuigingen:	Nase , Nasen

1) das Organ im Gesicht, mit dem man atmet und riecht ^anatomie - neus

in der Nase bohren - in de neus peuteren jemandem läuft die Nase - iemand heeft een loopneus Putz dir mal die Nase! - Snuit je neus eens!

jemanden an der Nase herumführen (=jemanden absichtlich (zum Spaß) täuschen) - iemand bij de neus nemen

jemandem etw. unter die Nase reiben (=jemanden auf etw. für ihn Unangenehmes hinweisen) - iets onder de neus wrijven

die Nase (von jemandem / etw.) (gestrichen) voll haben (=genug haben, jemanden / etw. nicht mehr sehen wollen) - de neus vol hebben

immer der Nase nach (=immer geradeaus) - je neus achterna

pro Nase (=pro Person) - per persoon

vor jds Nase (=so, dass es jemand nicht übersehen kann) - voor iemands neus „Wo ist denn das Buch?‟ – „Da, direkt vor deiner Nase!‟ - "Waar is toch dat boek?" - "Daar, voor je neus!"

2) die Fähigkeit, Gerüche wahrzunehmen - neus

eine feine / gute Nase haben - een fijne / goede neus hebben Er hat eine Nase für gute Geschäfte. - Hij heeft een neus voor goede zaken.

© K Dictionaries Ltd.

die Nase	de neus (m) ; neus anatomie (znw.)
Nase	(vleugel)voorrand ; neus ; reukorgaan ; sneep

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org; Wikipedia




DE: Duft
DE: Gefühl
DE: Geruch
DE: Geruchsorgan
DE: Geruchssinn
DE: Geruchsvermögen
DE: Gespür
DE: Instinkt
DE: Intuition
DE: Nasenbein

DE: eine aufgestülpte, aufgeworfene Nase NL: een wipneus
DE: die Nase voll haben NL: (spreektaal) er tabak van hebben
DE: einem eine Nase drehen NL: iemand bij de neus nemen, iemand iets wijsmaken
DE: einem etwas auf die Nase binden NL: iemand iets vertellen, iemand iets aan zijn neus hangen
DE: einen an der Nase herumführen NL: iemand bij de neus nemen
DE: die Nase rümpfen NL: zijn neus optrekken
DE: die Nase hoch tragen NL: zich heel wat verbeelden
DE: mit langer Nase abziehen müssen NL: onverrichter zake moeten vertrekken
DE: eine Nase bekommen NL: een berisping krijgen