Vertalingen mitmachen DE>NL
mitmachen
werkw.
1) dabei sein, teilnehmen -
meedoen , meewerken bei einem Experiment / Wettkampf mitmachen - aan een experiment / wedstrijd meedoen Kann ich auch mitmachen? - Kan ik ook meedoen? Ich mache das nicht mehr mit! - Ik doe niet meer mee! |
2) Schwieriges, Unangenehmes erdulden müssen -
doormaken , meemaken , doorstaan Da macht man was mit! - Daar maakt men wat mee! |
3) eine Belastung ertragen können -
uithouden , volhouden Meine Beine machen nicht mehr lange mit. - Mijn benen houden het niet lang meer vol. |
4) deel van de uitdrukking: 5) so sein, wie man es wünscht -
meewerken Wenn das Wetter mitmacht, gehen wir morgen schwimmen. - We gaan morgen zwemmen als het weer meewerkt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
mitmachen (ww.) | deel hebben aan (ww.) ; deelnemen (ww.) ; doormaken (ww.) ; meedoen (ww.) ; meemaken (ww.) ; meespelen (ww.) ; participeren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `mitmachen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: beteiligt seinDE: durchmachenDE: empfindenDE: erfahrenDE: Erfahrung machen mitDE: erlebenDE: miterlebenDE: mittunDE: partizipierenDE: sich beteiligen