Mittwoch - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Mittwoch DE>NL

I der Mittwoch

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈmɪtvɔ x]
Verbuigingen:	Mittwochs , Mittwoche

dritter Tag der Woche - woensdag

bijwoord

Uitspraak:

[ˈmɪtvɔ xs]

am / jeden Mittwoch - 's woensdags

Overige bronnen

der Mittwoch

de woensdag (m)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `Mittwoch`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Dienstag
DE: Donnerstag
DE: Freitag
DE: Montag
DE: Samstag
DE: Sonnabend
DE: Sonntag