I Lob

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[loːp]
Verbuigingen:	-(e)s

anerkennende Worte - lof

jemandem ein Lob aussprechen - lof over iemand uitspreken viel Lob für eine Leistung bekommen - veel lof voor zijn prestatie krijgen

II loben

werkw.

Uitspraak:

[ˈloːbən]

deel van de uitdrukking: loven

für etw. gelobt werden - voor iets worden geprezen Sie lobte die Kinder, weil sie so brav gewesen waren. - Zij prees haar kinderen omdat zij zo braaf zijn geweest.

IIIa lobenswert

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈloːbənsvɛːɐt]

IIIb löblich

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈløplɪç]

deel van de uitdrukking: prijzenswaardig
© K Dictionaries Ltd.

das Lob

het credit ; het krediet ; de lof (m) ; de pluim

Bron: interglot




DE: Darlehen
DE: Kompliment
DE: Kredit
DE: Lobpreisung

DE: zum Lob gereichen NL: tot eer strekken
DE: einem Lob spenden NL: iemand lof toezwaaien