I link

bijv.naamw.

Uitspraak:

[lɪŋk]

1) auf der Seite, wo das Herz ist - link

Meine linke Hand tut weh. - Mijn linkerhand doet pijn. auf der linken Straßenseite gehen - naar de linker kant van de straat gaan

2) eine Politik im Interesse der Arbeiter und armen Leute verfolgend - links
3) betrügerisch, hinterhältig - link

Er hat es auf die linke Tour bei ihr versucht. - Hij heeft het op slinkse wijze bij haar geprobeerd. Das war so link von dir! - Dat was zo link van jou!

II die Linke

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈlɪŋkə]
Verbuigingen:	Linken

1) deel van de uitdrukking: linkerhand

Er hielt ein Glas in der Linken und eine Zigarette in der Rechten. - Hij hield een glas in de linkerhand en een sigaret in de rechter.

zu jds Linken (=links von jdm) - links van iemand Sie saß zu meiner Linken. - Zij zat links van mij.

2) die Gesamtheit der linken Politiker und Parteien ^poliek - links

ein Wahlerfolg für die Linke - een verkiezingsoverwinning voor links

III Linke

zelfst.naamw. (masculine-feminine)

Verbuigingen:

Linken , Linken

deel van de uitdrukking: ^poliek links

Der Bürgermeister ist ein Linker. - De burgemeester is links.

© K Dictionaries Ltd.

link	arglistig ; doortrapt ; geraffineerd ; geslepen ; leep ; link ; listig ; slinks ; sluw ; averecht ; hyperlink ; link ; links ; linkse

Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




DE: abgefeimt
DE: berechnend
DE: falsch
DE: gewandt
DE: hinterlistig
DE: listig
DE: raffiniert
DE: schlau
DE: spitzfindig
DE: verschlagen

DE: die Linke NL: de linkerhand NL: de linkerzijde NL: de linkervleugel (van partij)