Vertalingen kreuzen DE>NL
I kreuzen
werkw.
1) sich in Form eines Kreuzes treffen und schneiden -
kruisen Unsere Wege kreuzten sich zufällig. - Onze wegen kruisten elkaar toevallig. |
2) deel van de uitdrukking: etw. kreuzen / sich mit etw. kreuzen (=quer zu etw. verlaufen oder sich bewegen) - doorkruisen
da, wo die Straße den Fluss kreuzt - daar waar de straat de rivier kruist
|
3) so legen, dass eine Art Kreuz entsteht -
kruisen 4) so paaren, dass neue Arten oder Rassen entstehen biologie -
kruisen 5) hin und her fahren scheepvaart -
kruisen Das Schiff kreuzt im Pazifik / vor dem Wind. - Het schip kruist door de Stille Oceaan / voor de wind. |
II die Kreuzung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈkrɔyʦʊŋ] |
Verbuigingen: | Kreuzung , Kreuzungen |
1) deel van de uitdrukking: kruising an einer Kreuzung halten / abbiegen - bij een kruising stoppen / afslaan eine Kreuzung überqueren - een kruising oversteken |
2) deel van de uitdrukking: biologie kruising Durch die Kreuzung der beiden Sorten wurden größere, gesündere Pflanzen gezüchtet. - Door het kruisen van beide soorten werden grote en gezonde planten gekweekt. |
3) deel van de uitdrukking: biologie kruising Ein Maultier ist eine Kreuzung aus Pferdestute und Eselhengst. - Een muildier is een kruising tussen een merrie van een paard en een hengst van een ezel. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kreuzen (ww.) | een kruis slaan (ww.) ; kruisen (ww.) |
kreuzen | kruisen ; laveren ; opkruisen ; paren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `kreuzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: durchkreuzenDE: durchwatenDE: durchziehenDE: überquerenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
kreuzen
NL: zich kruisen NL: een kruis maken