Vertalingen Kleben DE>NL
kleben
werkw.
1) deel van de uitdrukking: etw. irgendwohin kleben (=etw. mit Klebstoff irgendwo befestigen) - plakken
eine Briefmarke auf den Umschlag kleben - een postzegel op de envelop plakken
|
2) deel van de uitdrukking: etw. kleben (=etw. mit Klebstoff reparieren) - lijmen
Kann man die Vase wieder kleben? - Kun je de vaas weer lijmen?
|
3) deel van de uitdrukking: etw. klebt (=etw. haftet durch Klebstoff irgendwo / irgendwie) - plakt
Unter der Bank klebt ein Kaugummi. - Onder de bank plakt kauwgom.
|
kleben bleiben (=nicht in die nächste Klasse versetzt werden) - plakken
An der Windschutzscheibe sind viele Insekten kleben geblieben. - Op de voorruit plakken veel insecten.
|
4) deel van de uitdrukking: an jemandem / etw. kleben (=sich nicht von jemandem / etw. trennen können) - plakken
Das Kind klebt an seiner Mutter. - Dat kind is gehecht aan zijn moeder.
|
5) deel van de uitdrukking: jemandem eine kleben (=jemandem eine Ohrfeige geben) - slaan
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kleben (ww.) | vastplakken (ww.) ; klitten (ww.) ; iets vastkleven (ww.) ; aanlijmen (ww.) ; aankleven (ww.) ; aaneenplakken (ww.) |
das Kleben | het plakken ; het vastlijmen ; het vastkleven ; het lijmen ; het kleven |
Kleben | het kleven ; trekken ; plakken ; lijmen ; lassen ; kleven ; het lijmen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Kleben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anheftenDE: anklebenDE: anleimenDE: festheftenDE: festklebenDE: festsitzenDE: haftenDE: haltenDE: heftenDE: leimen