Vertalingen kassieren DE>NL
kassieren
werkw.
1) fordern und bekommen -
incasseren , innen Darf ich bei Ihnen kassieren? - Kan ik bij u afrekenen? |
2) deel van de uitdrukking: afpakken Der Betrüger hat mit Scheinfirmen Millionen kassiert. - De oplichter heeft met nepbedrijven miljoenen in de wacht gesleept. |
3) hinnehmen müssen -
incasseren 4) deel van de uitdrukking: inbeslagname © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kassieren (ww.) | casseren (ww.) ; iets verduren (ww.) ; incasseren (ww.) ; opvangen (ww.) |
kassieren | beuren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kassieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einfordernDE: einkassierenDE: einlösenDE: einnehmenDE: einstreichenDE: eintreibenDE: einziehen