Vertaal
Naar andere talen: • Hof > ENHof > ESHof > FR
Vertalingen Hof DE>NL

der Hof

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [hoːf]
Verbuigingen:  Hof(e)s , Höfe

1) umgrenzter Platz, der zu einem Gebäude gehört - binnenplaats
Die Kinder spielen im Hof. - De kinderen spelen op de binnenplaats.
Hinterhof - achterplaats
Schulhof - schoolplein

2) landwirtschaftlicher Betrieb mit Gebäuden und Feldern - boerderij
Hofbesitzer - eigenaar van een boerderij

3) Sitz eines Herrschers und die Personen, die dort leben - hof
am Hof des Königs leben - leven aan het hof van de koning
Der Fürst und sein Hof flohen vor den Feinden. - De vorst en zijn hofhouding vluchten voor de vijand.
Hofnarr - hofnar

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem den Hof machen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Hofde binnenplaats ; de binnenruimte (v) ; het boerenerf ; de cour ; het erf ; het heem ; de hof (m) ; koer ; onroerende goederen (znw.) ; onroerende zaken (znw.) ; het vastgoed
Hof erf
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Hof`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Bauerngut
DE: Bauernhof
DE: Farm
DE: Gehöft
DE: Grundbesitz
DE: Gut
DE: Gutshof
DE: Haus
DE: Hinterhof
DE: Immobilien

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Hof halten NL: resideren