Vertalingen heraus DE>NL
I heraus
bijwoord
1) von drinnen zum Sprecher nach draußen -
naar buiten , er uit Heraus mit euch! - Naar buiten met jullie!
Ist sie schon aus dem Krankenhaus heraus? - Is zij al uit het ziekenhuis? |
2) deel van de uitdrukking:  heraus sein
(=bekannt sein) - eruit zijn
Es ist noch nicht heraus, wer genau für den Skandal verantwortlich ist. - Het is nog niet duidelijk wie er precies verantwoordelijk is voor het schandaal.
|
3) deel van de uitdrukking: | aus etw. heraus
(=nennt den Grund für etw.) - de reden voor iets
Aus einer Stimmung heraus rief sie ihn an und lud ihn ein. - Met haar stemming als reden riep zij naar hem en nodigde hem uit.
|
4) deel van de uitdrukking: | aus etw. heraus sein
(=eine Phase hinter sich haben) - een fase hebben afgerond
Aus dem Vorlesealter sind unsere Kinder schon lange heraus. - Onze kinderen hebben de fase van voorlezen allang achter zich.
|
II heraus-
prefix
deel van de uitdrukking: uit- Sie beugte sich aus dem Fenster zu mir heraus. - Zij boog zich uit het raam naar mij toe.
Das Wasser schoss aus dem Rohr heraus. - Het water spoot uit de buis naar buiten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `heraus`
Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
DE: das Buch ist
heraus
NL: het boek is verschenenDE: heraus mit der Sprache!
NL: spreek op!
