Vertalingen Handgelenk DE>NL
der Handgelenk
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈhantgəlɛŋk] |
| Verbuigingen: | Handgelenk(e)s , Handgelenke |
Gelenk zwischen Hand und Unterarm anatomie -
handgewricht etw. aus dem Handgelenk schütteln (=etw. ganz leicht tun können) - iets uit de mouw schudden
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| das Handgelenk | de pols (m) |
| Handgelenk | gewricht ; pols ; polsgewricht |
Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.; SEG
Voorbeeldzinnen met `Handgelenk`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AchselhöhleDE: ArmDE: EllbogenDE: OberarmDE: UnterarmUitdrukkingen en gezegdes
DE: aus dem
Handgelenk
NL: zonder enige moeite