Vertalingen hinausgehen DE>NL
hinausgehen
werkw.
1) nach draußen gehen -
naar buiten gaan Ich gehe ein bisschen in den Garten hinaus. - Ik ga eventjes naar buiten in de tuin. |
2) in eine bestimmte Richtung gelegen sein -
uitkijken op Das Zimmer geht zur Straße hinaus. - De kamer kijkt uit op de straat. |
3) zu etw. führen -
gelegen zijn aan Durch diese Tür geht es hinaus auf die Straße. - Door deze deur kom je uit op de straat. |
über etw. hinausgehen (=eine Grenze überschreiten) - iets te boven gaan
Das geht über meine Aufgaben weit hinaus. - Dat gaat mijn opdracht ver te boven.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hinausgehen (ww.) | naar buiten gaan (ww.) |
Bron: Trueterm
Voorbeeldzinnen met `hinausgehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ausgehenDE: herausgehenDE: herauskommen