Vertaal
Naar andere talen: • hinausgehen > ENhinausgehen > EShinausgehen > FR
Vertalingen hinausgehen DE>NL

hinausgehen

werkw.
Uitspraak:  [hɪˈnausgeːən]

1) nach draußen gehen - naar buiten gaan
Ich gehe ein bisschen in den Garten hinaus. - Ik ga eventjes naar buiten in de tuin.

2) in eine bestimmte Richtung gelegen sein - uitkijken op
Das Zimmer geht zur Straße hinaus. - De kamer kijkt uit op de straat.

3) zu etw. führen - gelegen zijn aan
Durch diese Tür geht es hinaus auf die Straße. - Door deze deur kom je uit op de straat.
uitdrukking über etw. hinausgehen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
hinausgehen (ww.) naar buiten gaan (ww.)
Bron: Trueterm


Voorbeeldzinnen met `hinausgehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausgehen
DE: herausgehen
DE: herauskommen