Vertaal
Naar andere talen: • funkeln > ENfunkeln > ESfunkeln > FR
Vertalingen funkeln DE>NL

funkeln

werkw.
Uitspraak:  [ˈfʊŋkəln]

flackernd leuchten, glänzen - fonkelen
Ihre Augen funkelten vor Begeisterung / Wut. - Haar ogen fonkelden van enthousiasme / woede.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
funkeln (ww.) flakkeren (ww.) ; weerschijnen (ww.) ; weerkaatsen (ww.) ; vlammen (ww.) ; twinkelen (ww.) ; stralen (ww.) ; sprankelen (ww.) ; schijnen (ww.) ; hoorbaar zijn (ww.) ; glinsteren (ww.) ; glanzen (ww.) ; gladmaken (ww.) ; fonkelen (ww.) ; flonkeren (ww.) ; flikkeren (ww.) ; egaliseren (ww.)
das Funkelnde tinteling (v) ; de schittering (v) ; de schijn (m) ; de glitter (m) ; de glinstering (v) ; het getintel ; gefonkel (znw.) ; het geflikker ; de fonkeling (v) ; de flonkering (v) ; de flikkering (v) ; de flakkering (v)
funkeln schitteren
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `funkeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufleuchten
DE: ausstreichen
DE: blinken
DE: blitzen
DE: den Anschein haben
DE: ebnen
DE: echoen
DE: egalisieren
DE: erleuchten
DE: flackern