1. MWB
  2. Vertalen
  3. frösteln (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • frösteln > EN • frösteln > ES • frösteln > FR
Vertalingen frösteln DE>NL

frösteln

werkw.
Uitspraak:  [ˈfrøstəln]

vor Kälte leicht zittern - rillen
Sie fröstelte in der leichten Jacke. - Zij rilde in haar dunne jas.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
frösteln (ww.) beven (ww.) ; bibberen (ww.) ; klappertanden (ww.) ; kleumen (ww.) ; koulijden (ww.) ; rillen (ww.)
das Fröstelnde huivering
Frösteln rilling
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `frösteln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: beben
DE: bibbern
DE: erschauern
DE: schaudern
DE: schlottern
DE: zittern