zelfst.naamw.
einen Faden in die Nadel einfädeln - een draad door het oog van de naald doen |
der rote Faden (=wiederkehrender Grundgedanke oder Struktur) - de rode draad
Dieses Motiv zieht sich wie ein roter Faden durch den gesamten Roman. - Dit motief vormt de rode draad door de gehele roman.
|
an einem seidenen Faden hängen (=in großer Gefahr sein) - aan een zijden draad hangen
Nach dem Unfall hing ihr Leben an einem seidenen Faden. - Na het ongeval hing haar leven aan een zijden draad.
|
den Faden verlieren (=beim Sprechen plötzlich nicht mehr wissen, was man sagen wollte) - de draad kwijtraken
|
die Fäden ziehen (=die Fäden entfernen, mit denen eine Wunde (nach einer Operation) verschlossen wurde) - hechtingen verwijderen
Wer hat da die Fäden gezogen, dass der Mafioso freikam? - Wie heeft er aan de touwtjes getrokken waardoor de maffiosi vrijkwamen?
|