1. MWB
  2. Vertalen
  3. Fach (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Fach > EN • Fach > ES • Fach > FR
Vertalingen Fach DE>NL

das Fach

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [fax]
Verbuigingen:  Fach(e)s , Fächer

1) abgeteilter Bereich - vak
Die Socken sind im untersten Fach der Kommode. - De sokken liggen in het onderste vak van de commode.
Die Schlüssel sind im vorderen Fach der Handtasche. - De sleutels zitten in het voorste vak van de handtas.

2) bestimmter Bereich des Wissens, bes. in einem Beruf - vak
Sie ist Expertin in diesem Fach. - Zij is een expert in dit vak.
Fachwissen - vakkennis
uitdrukking vom Fach sein

3) an einer Schule oder Universität unterrichtetes Wissensgebied educatie - vak
Sie unterrichtet die Fächer Englisch und Geschichte. - Zij geeft les in de vakken Engels en geschiedenis.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Fachhet metier ; het werk ; het vakje ; het vakgebied ; het vak ; tak van wetenschap (znw.) ; de tak (m) ; het specialisme ; de specialisatie (v) ; de discipline (v) ; deelsoort (znw.) ; het beroep
Fach aflegvak ; vak ; sprong ; sorteeraflegvak ; ruimte ; gaap
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Fach`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Arbeit
DE: Beruf
DE: Branche
DE: Disziplin
DE: Fachbereich
DE: Fachgebiet
DE: Fachwissenschaft
DE: Gewerbe
DE: Handwerk
DE: Hauptfach

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: unter Dach und Fach NL: onder dak