| Uitspraak: | [ɛntˈʦiːən] |
jemandem etw. entziehen(=wegnehmen) - wegnemen Ihm wurde das Sorgerecht für seine Tochter entzogen. - Van hem werd het voogdijschap voor zijn dochter ontnomen. |
einer Sache etw. entziehen(=die Menge in etw. reduzieren) - onttrekken Im Dickdarm wird dem Nahrungsbrei Flüssigkeit entzogen. - In de dikke darm wordt vocht uit de voedselbrij onttrokken |
sich jemandem / etw. entziehen(=sich befreien) - zich bevrijden Er konnte sich ihrem Zauber nicht entziehen. - Hij kon zich niet van haar tovenarij bevrijden. |
etw. entzieht sich jds Kenntnis / Kontrolle(=jemand weiß etw. nicht / hat keine Kontrolle über etw.) - ontgaan |
Voorbeeldzinnen laden....