die Ecke

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈɛkə]
Verbuigingen:	Ecke , Ecken

1) Stelle, an der Kanten / Flächen zusammentreffen - hoek

Er hat sich an der Ecke des Schranks gestoßen. - Hij heeft zich aan de hoek van de kast gestoten.

es fehlt an allen Ecken und Enden (=etw. fehlt in allen Bereichen, bes. Geld) - er is van alles mis In den Schulen fehlt es an allen Ecken und Enden. - De scholen hebben een geldgebrek voor van alles.

2) Stelle des Zusammentreffens - hoek

der Imbiss an der Ecke - de cafetaria op de hoek

(gleich) um die Ecke (=ganz in der Nähe) - dichtbij Er wohnt hier gleich um die Ecke. - Hij woont hier vlakbij.

jemanden um die Ecke bringen (=jemanden töten) - doden

um die Ecke denken (=eine ungewöhnliche Denkrichtung einschlagen) - doordenken

3) Stelle, an der zwei Wände zusammentreffen - hoek

Der Hund zog sich in seine Ecke zurück. - De hond trok zich terug in zijn hoek.

4) Stelle, an der sich zwei Kanten treffen - hoek

die Briefmarke in die obere rechte Ecke des Umschlags kleben - de postzegels plakken in de hoek rechtsboven op de enveloppe

5) weit entfernter oder unzugänglicher Teil - hoek

In dieser Ecke Deutschlands war ich noch nie. - In deze hoek van Duitsland ben ik nog niet eerder geweest.

6) deel van de uitdrukking:

eine ganze Ecke (=viel) - veel Sie ist eine ganze Ecke größer als er. - Zij is veel groter dan hij.

© K Dictionaries Ltd.

die Ecke	de hoek (m) ; de hoekbal (m) ; het hoekje ; de hoekschop (m) ; de hoekstoot (m) ; de schuilhoek (m) ; het schuilhoekje
Ecke	hoekpunt ; hoekversiering ; knooppunt

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Eckball
DE: Eckchen
DE: Ende
DE: Nische
DE: Schlupfloch
DE: Schlupfwinkel
DE: Spitze
DE: Straßenecke
DE: Winkel
DE: Zipfel

DE: an allen Eckn NL: aan alle kanten
DE: in allen Eckn und Winkeln NL: in alle hoeken en gaten
DE: über Eck NL: dwars