1. MWB
  2. Vertalen
  3. doch (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • doch > EN • doch > ES • doch > FR
Vertalingen doch DE>NL

I doch

voegwoord
Uitspraak:  [dɔx]

drückt einen Gegensatz aus - echter , maar , toch
Er versuchte zu bremsen, doch es war zu spät. - Hij probeerde te remmen maar het was te laat.


II doch

bijwoord

1) trotz des vorher Erwähnten - toch
Die Aufgabe war schwierig, aber er hat es doch geschafft. - De vraag was moeilijk maar het is hem toch gelukt.

2) widerspricht einer negativ formulierten Frage oder Aussage - toch
„Kommst du nicht mit?‟ – „Doch!‟ - "Kom je niet mee?" - "Toch!"
„Das ist nicht wahr!‟ – „Doch, ist es schon!‟ - "Dat is niet waar!" - "Toch, het is wel!"


III doch

particle

1) drückt aus, dass man eine Zustimmung erwartet - toch
Ihr kommt doch heute Abend? - Jullie komen toch vanavond?

2) drückt Verärgerung oder Verwunderung aus - toch
Nun hilf mir doch endlich! - Nou, help me toch eindelijk!
Das ist doch total verrückt! - Dat is toch te gek!

3) verwendet, um eine Aussage zu verstärken - toch
Komm doch bitte mal her! - Kom toch alstublieft eens hier!
Es ist doch immer das Gleiche mit ihm! - Het is toch altijd hetzelfde met hem!
uitdrukking Ja doch!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
doch desalniettemin ; desondanks ; doch ; echter ; evengoed ; maar ; niettegenstaande ; niettemin ; nochtans ; toch (bijwoord)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `doch`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: allein
DE: allerdings
DE: denn
DE: dennoch
DE: dessenungeachtet
DE: immerhin
DE: jedoch

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: doch! NL: zeker wel!