Vertalingen Braut DE>NL
die Braut
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [braut] |
Verbuigingen: | Braut , Bräute |
1) Frau kurz vor / nach oder am Tag ihrer Hochzeit -
bruid Braut und Bräutigam - bruid en bruidegom |
2) Mädchen, junge Frau -
bruid eine heiße Braut - een gewilde bruid |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
die Braut | de bruid (v) ; de verloofde |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Braut`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: VerlobteUitdrukkingen en gezegdes
DE: Braut in Haaren
NL: juffertje-in-'t-groen