Vertalingen Belag DE>NL
der Belag
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bəˈlaːk] |
Verbuigingen: | Belag(e)s , Beläge |
1) Schicht, die als Schutz auf etw. angebracht wird -
bedekking Fußbodenbelag - vloerbedekking Die Bremsbeläge beim Auto sind abgenutzt. - De remvoering van de auto is versleten. Teer als Straßenbelag - teer als wegdek |
2) dünne Schicht, die sich auf etw. gelegt hat -
aanslag Vom Rauchen hat er gelbe Zahnbeläge. - Hij had door het roken gele tandaanslag. |
3) bes. Wurst oder Käse, die man zum Essen aufs Brot legt -
(brood)beleg ein Butterbrot mit Belag - een boterham met beleg |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Belag | de bedekking ; het vloerkleed ; de vloerbedekking (v) ; het tapijtje ; het tapijt ; laag (znw.) ; het karpet ; coating (znw.) ; de belegering (v) ; het beleg |
Belag | abrasieve laag ; verharding ; deklaag + tussenlaag ; deklaag ; beslag ; bekleding ; bedekking ; armatuur ; afdekking |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Belag`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AufschnittDE: BelagerungDE: BrotaufstrichDE: BrotbelagDE: FarbschichtDE: SchichtDE: SchutzfilmDE: SchutzschichtDE: Teppich