Vertalingen Beben DE>NL
I beben
werkw.
1) von einem Erdbeben, einer Explosion erschüttert werden -
trillen , bibberen , beven 2) zittern -
trillen , bibberen , beven Er bebte am ganzen Körper vor Empörung. - Hij trilde over geheel zijn lichaam van woede. |
II das Beben
zelfst.naamw.
Verbuigingen: | Bebens , Beben |
deel van de uitdrukking: aardbeving ein Beben der Stärke 8 auf der Richter-Skala - Een aardbeving met een kracht van 8 op de schaal van Richter. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beben (ww.) | bibberen (ww.) ; trillen (ww.) ; sidderen (ww.) ; schudden (ww.) ; rillen (ww.) ; koulijden (ww.) ; kleumen (ww.) ; klappertanden (ww.) ; heen en weer bewegen (ww.) |
das Beben | de vibratie (v) ; de trilling (v) ; gebeef (znw.) ; de beving (v) ; het beven ; de aardbeving (v) |
Beben | aardbeving ; aardstoot |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Beben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: bibbernDE: ErdbebenDE: erschauernDE: flimmernDE: frierenDE: fröstelnDE: hin und her bewegenDE: holpernDE: schaudernDE: schlottern