Vertaal
Vertalingen beabsichtigen DE>NL

beabsichtigen

werkw.
Uitspraak:  [beˈ|apzɪçtɪgən]

eine Absicht haben - van plan zijn
Wir beabsichtigen, ein Haus zu bauen. - Wij zijn van plan om een huis te bouwen.
Die Maßnahme hatte nicht den beabsichtigten Effekt. - De maatregelen hadden niet het beoogde effect.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
beabsichtigen (ww.) willen (ww.) ; voornemen (ww.) ; viseren (ww.) ; van plan zijn (ww.) ; ten doel hebben (ww.) ; ergens iets mee willen zeggen (ww.) ; doel beogen (ww.) ; bedoelen (ww.)
das Beabsichtigen streven naar (znw.) ; het trachten ; het aansturen op ; het streven ; het pogen ; de intentie (v) ; het doel ; het beogen ; het azen ; de aspiratie (v) ; de ambitie (v)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `beabsichtigen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abzielen auf
DE: annehmen
DE: anstreben
DE: bezwecken
DE: der Meinung sein
DE: erstreben
DE: im Auge haben
DE: nachstreben
DE: sich etwas zum Ziel setzen
DE: sich vornehmen