Vertalingen Biegen DE>NL
biegen
werkw.
1) die Form oder Lage so ändern, dass etw. nicht mehr oder wieder gerade ist -
buigen Sie bog die Äste zur Seite. - Zij boog de takken aan de kant. einen Draht wieder gerade biegen - een draad weer recht buigen Die Äste bogen sich unter der Last der Äpfel. - De takken bogen onder het gewicht van de appels door. |
2) die Richtung ändern -
afslaan Das Auto bog um die Ecke. - De auto sloeg bij de hoek af. |
3) deel van de uitdrukking: auf Biegen und Brechen (=unbedingt, um jeden Preis) - tot elke prijs
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
biegen (ww.) | doen buigen (ww.) ; krom buigen (ww.) ; krombuigen (ww.) ; krommen (ww.) ; ombuigen (ww.) ; verbuigen (ww.) ; welven (ww.) |
biegen | buigen ; buiging ; het vormen ; trekken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Biegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abbiegenDE: beugenDE: eine Kurve machenDE: hinneigenDE: knickenDE: krummbiegenDE: sich krümmenDE: sich neigenDE: sichbeugenDE: umbiegen