Vertalingen Ausweis DE>NL
der Ausweis
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausvais] |
Verbuigingen: | Ausweises , Ausweise |
offizielles Dokument, das die Identität oder die Berechtigung einer Person zeigt -
legitimatiebewijs , identiteitskaart seinen Ausweis vorzeigen müssen - zijn legitimatiebewijs moeten tonen Dienstausweis - legitimatiebewijs van werknemer van een bedrijf Studentenausweis - legitimatiebewijs voor student van een school |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Ausweis | het identiteitsbewijs ; de legitimatie (v) ; het legitimatiebewijs ; de legitimatiekaart ; legitimatiepapieren (znw.) ; pas (znw.) ; het pasje ; het paspoort ; het persoonsbewijs |
Ausweis | bewijs van identiteit ; doorlopend toegangsbewijs ; identiteitsplaatje ; legitimatiebewijs ; pasje |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Ausweis`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AusweiskarteDE: LegitimationDE: PaßDE: PersonalausweisDE: ReisepaßDE: Visum