Aufreißen

Vertalingen Aufreißen DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ˈa ufra isən]

1) durch Reißen öffnen - openscheuren , kapot scheuren

2) schnell und weit öffnen - openslaan

Entsetzt riss sie die Augen auf. - Ontstelt sloeg ze haar ogen open.

3) sexuellen Kontakt zu jemandem aufnehmen - versieren

in der Disco Mädchen aufreißen - in de disco meisjes versieren

4) einen Riss bekommen, sich öffnen - openscheuren , kapot scheuren

Die Naht / Tüte ist aufgerissen. - De naad / zak is opengescheurd.

Overige bronnen

aufreißen (ww.)	losbreken (ww.) ; verscheuren (ww.) ; snoeven (ww.) ; rijten (ww.) ; opsnijden (ww.) ; opscheppen (ww.) ; opensperren (ww.) ; openscheuren (ww.) ; openrukken (ww.) ; openrijten (ww.) ; openbreken (ww.) ; losscheuren (ww.) ; kapot scheuren (ww.)
das Aufreißen	het losrukken ; het afrukken
Aufreißen	cultivateren ; verfhaarscheuren ; scheurvorming ; scarificeren ; rippen ; loswoelen ; kultiveren ; cultiveren

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Aufreißen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: abreißen
DE: aufbersten
DE: aufbrechen
DE: aufplatzen
DE: aufspringen
DE: bersten
DE: brechen
DE: entzweigehen
DE: entzweireißen
DE: herunterreißen

aufreißen