1. MWB
  2. Vertalen
  3. auflegen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • auflegen > EN • auflegen > ES • auflegen > FR
Vertalingen auflegen DE>NL

auflegen

werkw.
Uitspraak:  [ˈaufleːgən]

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking (den Hörer) auflegen

2) auf etw. legen - neerleggen , uitbrengen
ein zusätzliches Gedeck für einen Gast auflegen - de tafel dekken voor een extra gast

3) herausbringen, veröffentlichen - publiceren , uitgeven
Das Buch ist neu aufgelegt worden. - Dat boek is opnieuw uitgegeven.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
Auflegen aanspinnen ; glas leggen ; hechten ; het ophangen ; ophangen
Bron: Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `auflegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ans Bein binden
DE: aufdrängen
DE: auferlegen
DE: aufnötigen
DE: aufzwingen
DE: jmdmè etwas auf den Hals laden
DE: jmdmè etwas aufhalsen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich mit den Armen auflegen NL: zijn armen leggen op NL: op zijn armen leunen
DE: sich mit einem auflegen NL: twisten met iemand